Totaal aantal pageviews

donderdag 23 februari 2012

Wie zonder zonde is....

Vandaag had ik een trainingsdag. Die in het teken stond van de toetsen, die iedere politieman- of vrouw jaarlijks moet doen om op straat te kunnen blijven werken. De dag begonnen met ambtsinstructie; de wet en regelgeving omtrent het gebruik van geweldsmiddelen. Wanneer mag het wel en wanneer niet? Daarna aanhouding/zelfverdedigingstechniek. In een hele nieuwe opzet: was het voorheen nog in de dojo waarbij je heel schools alle technieken moest laten zien, nu kreeg je een casus met een collega als verdachte en gaandeweg die casus kwamen alle vaardigheden die je moet beheersen, aan bod. Na de wel erg vroege lunch de schiettoets en als afsluiting een lezing van de Vreemdelingenpolitie over valse documenten en hoe deze te herkennen. Dat was een ontzettend interessante lezing, ondanks het feit dat het laat in de middag was en iedereen gewoontegetrouw wat onderuit hangt. Alle toetsen zijn weer behaald, dus ik kan weer een jaar de straat op.

Toch was het meest interessante gedeelte in de ochtend, na de toets ambtsinstructie. De instructeur, zelf voor geen kleintje vervaard ( hij heeft een lange tijd bij het arrestatieteam gewerkt en heeft tegenwoordig een eigen sportschool ) wilde een discussie starten. Hij vertelde een aantal diensten mee geweest te zijn op straat. En zich verbaasd had over de hoeveelheid geweld die een gewone diender iedere dag over zich heen krijgt en hoeveel die gewone diender pikt van de burger. Dat zorgde voor een levendige discussie.

Iedere dienden krijgt scheldwoorden naar zijn hoofd. Of je nou een bekeuring schrijft of waarschuwt.Kankerlijer. Tyfushond. Ik weet je te vinden. Het maakte volgens de instructeur niet uit of je nou in de stad werkt, of in een buitendistrict. Iedereen krijgt ermee te maken. Ik heb voor mezelf voorgenomen dat ik dat soort gedrag niet meer pik. De politie is de baas op straat, zo steek ik erin. En mensen hebben maar te luisteren. Een discussie aangaan op een nette en beleefde manier mag, maar ik laat me niet meer uitschelden of  bedreigen, zeker niet door een dronken droppie of een gestresste manager.

We zijn de afgelopen decennia afgegleden van een grote-handen-politie naar een praatpolitie. Dat valt niet te ontkennen. We zijn niet het type agenten van luisteren-of-ik-sla-erop. En ergens is dat goed ook. Maar we mogen best wat  slagvaardiger optreden. We hoeven echt niet alles meer te pikken. Een van de collega's opperde dat de inhoud van de laatste paar lessen, gericht op de verdediging tegen meerdere aanvallen tegelijk, een goede ontwikkeling was. Maar dat er wel meer op getraind mocht worden.

En toen kwam het bommetje van de discussie. De instructeur merkte fijntjes op dat het toevallig nú druk was, want de toetsen moesten gehaald worden. Daarom was de opkomst hoog. Maar normaal gesproken lag de opkomst zo rond de 30 %. Denk je eens in: dat zou betekenen dat 7 van de 10 collega's de trainingen kennelijk als niet waardevol beschouwen of een andere reden hebben om niet op te komen dagen. Als er rond het einde van het jaar inhaal-trainingen georganiseerd wordt, dan is het ineens weer erg druk. "Dan moet de leiding daar strakker op sturen!"was de algehele mening. Tijd voor het tweede bommetje. 70 % van de inhalers in december zijn leidinggevenden, zo stelde de instructeur. Wat hebben die dan nog te zeggen?

We klagen al jaren lang dat vier trainingsdagen veel en veel te weinig zijn om veilig te kunnen werken. Maar als we zélf als politie niet op komen dagen op de trainingsdagen die we wél hebben, dan hebben we eigenlijk geen recht van spreken. Pas als iedereen komt om te trainen wat we op straat dagelijks tegen zouden kunnen komen, kunnen we bij het ministerie meer trainingsdagen eisen. Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten